Collega’s zijn ook mensen
De man komt weer. Hij ziet er anders uit. Na veel aarzelen en twijfel heeft hij het woord gevraagd in het werkoverleg. Daar heeft hij verteld hoe hij is opgevoed en verteld over de slaag en de onverwachte repercussies die hij onderging als kind.
De collega’s werden misselijk van het verhaal. Ze konden het eigenlijk niet zo goed aanhoren, ze waren vervuld van afschuw. Hij heeft ook verteld hoe onecht hij is geworden, hoe hij zijn best moest doen om niet weer dat te moeten ondergaan. En hij vertelt aan mij hoe hij dit met een afgewend hoofd heeft verteld. Dat hij zich schaamde voor zijn vader, voor zichzelf. Hoe hij opkeek na het verhaal en zijn collega’s vol ongeloof naar hem zag kijken.
Een van de collega’s keek met tranen in zijn ogen naar hem en vroeg: Hoe heb je dat in godsnaam overleefd? Nooit verwacht. Hij had afgewende ogen verwacht, geen empathie, geen medeleven. Na een ongemakkelijke stilte bedankte zijn leidinggevende hem, dat hij dit verhaal deelde met de collega’s.
Iedereen ging gewoon aan het werk. Hij merkte hoe de collega’s voorzichtig met hem omgingen en af en toe nog een vraag stelden. Hij lacht. Een volle lach, hij is meer in verbinding met zichzelf en met de collega’s. Hij maakte een fout in het werk, daar werd hartelijk om gelachen. Het is meer open. Daar gaan we aan werken. Toch nog een klus om te doen!