Ik ben er ook
een goede zoon, een goede broer die zichzelf vergeet.
De vrouw en haar zoon komen bij mij. Hij is 18, verslaafd aan gokken. Ik vraag hoe hun gezin er verder uitziet. Een vader en een zusje. Het zusje heeft extra aandacht nodig, zij is autistisch en heeft een vaste structuur nodig.
Het hele gezin zorgt voor die vaste structuur. Onvoorspelbare situaties zijn uit den boze. De jongen knikt als zijn moeder dit vertelt, ja zo is het. Hij zegt dat hij het ook fijn vindt, die structuur.
Ik kijk naar hem. Hij zegt het en zijn ogen doen niet mee met wat hij zegt.
Hoe lang gok je al? vraag ik. Hij schuift naar achteren op zijn stoel. Sinds anderhalf jaar, zegt hij.
Wat is er zo leuk aan gokken? vraag ik. Hij vertelt hoe spannend het is en hoe onvoorspelbaar. Onvoorspelbaar? Ja, de intensiteit, de kick als je wint.
Hoor je wat je zegt? zeg ik. De onvoorspelbaarheid? Zijn moeder hoort het en haar ogen gaan wijd open van schrik. De jongen heeft iets anders nodig dan zijn zus. Terwijl hij altijd heeft gezegd dat hij de vaste structuur ook fijn vond.
Ja, de broer heeft dat gezegd. De goede zoon ook. Maar hij is meer dan dat. Hij is ook de jongen die andere behoeften heeft. Maar als hij dat zou zeggen, zouden zijn ouders ongelukkig worden, zijn zus zou niet kunnen functioneren.
De moeder staat op en geeft hem een kus op zijn wang. Ze zegt: We zijn jou vergeten. Wat jij nodig hebt, dat gaan we veranderen. Hij knikt stil. Ja, hij is er ook.