Graag corona, graag!
De man die komt, heeft een verlangen. Ik wil graag corona krijgen, zegt hij.
Ik kijk hem aan. In mijn vak is verwondering een belangrijk voertuig om de zaken die je te horen krijgt, te kunnen blijven hanteren. Verwondering is open en vrij. Vertel, zeg ik.
Het is genoeg geweest, zegt hij. Het leven is te zwaar, te teleurstellend voor mij, het leven doet maar wat met mij. De man ziet grauw in zijn gezicht, je zou hem getekend kunnen noemen.
Vertel, zeg ik weer. De uitnodiging om te vertellen is belangrijk voor mensen. Het verhaal dat in hen zit, houdt hen vaak gevangen in de kaders van hun eigen gedachtegevangenis.
Het lijkt me mooi, zegt hij, terwijl hij zijn adem naar binnen zuigt. Mooi om verzorgd te worden door verpleegkundigen en dat mensen die nog een beetje om mij geven, aan mij denken en dat ik dan in slaap wordt gebracht.
Ik vertel hem van de verhalen van de ic-verpleegkundigen die mij ook consulteren, dat het ook pijnlijk is en verstikkend. Ik bespaar hem de vreselijke dingen die ik ook gehoord heb van het luchthappen, de ogen van mensen in ademnood.
De man kijkt naar beneden. Hij heeft iets vastbeslotens. Ik leef roekeloos, zegt hij, het maakt me niet meer uit.
Wat verwacht je van de dood? vraag ik. Er loopt een rilling door hem heen. Het gaat niet over de dood, zegt hij. Het gaat over dat er voor me gezorgd wordt. Ik voel ook een rilling.
Ik wil niet dood, zegt hij dan zachtjes. Je kunt ook beter worden.