Ik ben niet van nut

De man komt bij mij. Zijn vrouw is anderhalf jaar geleden overleden. Jaren voor haar gezorgd in haar ziekteproces. Toen ze overleed moest hij uitrusten. Nu is hij uitgerust. En nu? Zijn hobby is met zijn draaibank mooie dingen maken van hout. Maar ach, al zijn kennissen hebben al een kandelaar of een zoutvaatje gekregen. Langzaam glijdt hij de sombere kant uit. Waarom is hij er eigenlijk nog? Niet vanwege zijn dochter, die ver weg in het buitenland woont, die heeft het goed met haar bezigheden daar. Daar hoort hij niet. Zijn andere dochter, die belt haar vader en vraagt hoe het met hem is. Nodigt hem uit en vraagt of hij komt.
Maar ach, zegt hij tegen mij, op een gegeven moment is dat ook klaar en dan? De somberheid overvalt hem.
We praten verder over hemzelf, maar dat vindt hij niet zo’n interessant onderwerp. Nooit geleerd om over zichzelf te praten. Daar gaat het niet echt over, zegt hij. Het gaat er over dat hij nuttig wil zijn. Hij is ook al met pensioen. Ik zie dat deze man de moed aan het verliezen is. Wat maakt dat wij verder gaan? Vaak zijn dat de mensen om ons heen. Die ons nodig hebben, die ons onze betekenis geven. Hoe gaat deze man nu verder? Hoe gaan we bereiken dat hij zichzelf waardevol genoeg vindt? Want waarom meten op nuttigheid? Omdat deze man dat thuis heeft geleerd. Van nut zijn is er mogen zijn.
Volgende keer verder.