De innerlijke wereld van oma als hoop

De vrouw is weer terug, de vrouw die van haar achtste tot haar zestiende is gepest. De oefening van de vorige keer heeft een goed effect, zegt ze. Ze voelt zich sterker. Toch heeft ze niet genoeg vertrouwen.

Vertel eens over je jeugd, zeg ik. Het was niet leuk, vader elke dag dronken, moeder of stil of schreeuwend op straat, broers en zussen in aanraking met jeugdreclassering.

En jij? vraag ik. Ik probeerde zoveel mogelijk bij oma te zijn, zegt ze. De moeder van mijn vader. Zij was gehandicapt en zat in een rolstoel. Wij zaten te kaarten en ondertussen vertelde oma over haar leven. Ook niet een heel gemakkelijk leven, echter oma had als jonge vrouw gereisd. Dat waren de jaren van haar leven. Als ik daar dan zat, reisde ik mee en zo leerde ik dat je altijd in je eigen hoofd weg kunt. Dat je kunt reizen terwijl je in je stoel zit.

Oma voerde haar kleinkind weg van de dagelijkse werkelijkheid en liet haar in haar hoofd de steden zien waar ze was geweest: Wenen, Cairo, Odessa, Belgrado, New York. Het was bijzonder dat oma daar allemaal was geweest en geëindigd was in het kleine arbeidershuisje in het dorp. Het huisje was wel klein, maar oma’s belevingswereld niet.

Zo heeft de vrouw geleerd haar hoop en enige Zelfwaarde te koesteren en als kind te denken: Ik wil het anders. En dat is gelukt.

Ze ziet er blij uit als ze dit vertelt. Ze krijgt weer contact met de hoop die toch in haar is en haar eigen verdienste dat ze is wie ze nu is.