Jubelend innerlijk
Vraag van lezer: Mag ik in deze tijd wel blij zijn?
Het te goed hebben
Een vrouw van vijftig zit tegenover mij. Ze heeft een vreemde vraag, vindt ze. Ze zit er al een tijdje mee. Ik ben zo blij, zeg ze. Nu vraag ik me al een tijdje af of dat wel mag. Ik raak daardoor van streek.
Er gaan zoveel dingen goed in mijn leven; daar ben ik heel blij om. Ik kan wel zingen de hele dag.
Kijkend naar deze vrouw word ik ook blij.
Maar, zegt ze, er is zoveel rottigheid in de wereld. Dan voel ik me gewoon bezwaard om blij te zijn.
Maar, zegt ze. Ze praat een beetje zachtjes, alsof ze het niet mag zeggen: Toch jubel ik vanbinnen.
Dan denk ik soms: Ik heb het te goed. Dat mag niet in deze tijd.
Van wie moet je toestemming hebben om te jubelen? vraag ik. Ze kijkt me aan. Van mijn moeder, zegt ze. Mijn moeder heeft het niet goed gehad in haar leven en ik moest dat altijd horen. Als er ellende was, dan was mijn moeder daar meteen mee bezig. Het mocht niet goed gaan van haar. Als ik zong vroeger, zei mijn moeder: Er zijn mensen die niet kunnen zingen over hun leven.
O, zegt ze, nou snap ik het. Dat wil ik niet meer; ik ga mijn eigen leven leiden en ik ben blij met dit leven! Ik mág nu van mezelf. Ik ben niet mijn moeder.