Moe van het moe zijn
Een vrouw komt bij mij op consult. Ze is zo moe, zegt ze. We praten erover.
Ze heeft veel meegemaakt. Het is niet zo verwonderlijk dat ze moe is. Maar, zegt ze, ze is niet moe van het leven. Ze is moe van het moe zijn. Als ik opsta heb ik nog wel energie, zegt ze. Maar gedurende de dag word ik moe en dan word ik weer moe omdat ik moe word.
Het is een intrigerend verhaal. Waar wordt ze moe van gedurende de dag? Van denken aan wat ik allemaal nog moet, zegt ze. Het is nooit af.
Ze runt een bedrijf, is bedrijfsleider. Ze runt haar gezin, want haar man heeft haar verlaten en achtergelaten met drie kinderen en een hond. Het is nooit af, zegt ze, nooit. Dus dan heb ik wat gedaan en dan ben ik al moe, maar dan denk ik aan dat wat allemaal nog gedaan moet worden. Helemaal nu, met de lockdown.
Deze vrouw heeft duidelijk wat te veel op haar bord liggen. Hoe oud zijn de kinderen? Tien, twaalf en veertien. Die hebben wel een vader nodig. Vader woont een paar straten verderop met zijn nieuwe vriendin, zonder kinderen.
Het wordt tijd dat vader zijn verantwoordelijkheid neemt, zeg ik. De vrouw schrikt ervan. Dat doet hij nooit, zegt ze. Jammer dan, zeg ik, voor kinderen van deze leeftijd is het heel belangrijk dat vader zijn best gaat doen.
We maken een plan. Moe van het moe zijn moet stoppen. Anders hebben de kinderen straks geen moeder mee.