Nooit alleen
Ze komt bij mij, de vrouw die het lastig vindt dat ze nooit alleen is. Haar broer woonde zijn hele leven in bij hun ouders. Waarom? Volgens haar omdat hij altijd lui is geweest, hun ouders hebben altijd voor hem gezorgd. Tot zijn achtenvijftigste, toen overleed hun moeder, bij wie hij nog altijd in huis woonde.
Nu wil zij het huis verkopen, want zij heeft ook de helft van het ouderlijk huis geërfd. Eindelijk heeft zij dan geld, en de mogelijkheid om haar leven een wending te geven. Dus heeft zij met haar broer gesproken.
Ze is ook boos, boos op haar broer. Nooit kon ze alleen zijn met haar ouders, altijd was haar broer erbij. Ze vertelt hoe frustrerend dat geweest is, dat ze nooit haar ouders alleen kon zien of spreken. Haar ouders hebben nooit aan haar broer gevraagd om een keer weg te gaan als zij op visite was. De ouders wilden het gezin altijd compleet hebben.
Zij heeft weleens een tripje gemaakt met haar ouders met de auto en zij koestert deze momenten. Dan ging haar broer niet mee, want dan moest hij bij de hond blijven die niet alleen kon zijn. Ze vertelt hoe fijn deze momenten waren, dat zij eindelijk een keer haar ouders kon zien zonder broer. Dan waren mijn ouders echt een keer ook mijn ouders, zegt ze. Dan waren ze anders, vrolijker en blijer. Haar moeder heeft haar weleens in vertrouwen genomen over hoeveel zorgen zij hadden over haar broer. Wéér niet alleen met haar ouders…