Plek hebben en plek maken

De man en vrouw komen weer samen. Het gaat niet zo goed met de relatie. Zij is boos dat hij niet kiest om in actie te komen om te gaan samenwonen en hij deinst meer en meer achteruit. Ik vraag haar: Ga je ook plek maken voor hem in jouw huis? Ja, ik heb kasten uitgeruimd en ik ben bezig met opruimen. Krijgt hij ook wat te zeggen over de plek waar hij woont? vraag ik. Ja, we kunnen samen inrichten, zegt ze. Krijgt hij ook juridisch een plek? vraag ik. Ze kijkt mij aan, dan zegt ze: Dat kan niet, het is mijn huis, ik heb het gekocht, maar we kunnen er samen wonen toch? Ik ga een scenario neerleggen waar ze van gaan schrikken. Wat gebeurt er als jij plotseling zou overlijden? Ze kijkt me met grote ogen aan: Dan erven mijn kinderen, zegt ze. De man zegt: Waar blijf ik dan? Ze zetten je er heus niet uit hoor, ze vinden je aardig, zegt ze. Het is te weinig wat ze hem aanbiedt, in zijn onzekerheid en in zijn onveiligheid over zijn plek. Ik zie het voor mijn ogen gebeuren. Ze zegt dat ze van hem houdt, maar dat ze lang heeft gewerkt voor haar eigen huis. Dat ze dat door wil geven aan haar kinderen. Hij zucht en zegt: Het voelt niet veilig voor mij zo. Ze zitten in een impasse, gevangen door de context. Ik houd van jou, zegt ze en hij zegt: Ik houd ook van jou. Hoe gaan we dit doen? Ik kan niet de helft van jouw huis betalen. Waar blijf ik?