Wilde haren, wilde zinnen, deel III

Vraag van lezer: Durf ik het te doen?

De keurig opgevoede man komt weer bij mij. Keurig, omdat zijn moeder zoveel meemaakte wat niet keurig was.

Wat het eerst opvalt, is dat hij zijn haar heeft geverfd. Het staat hem goed. Hij lacht als ik ernaar vraag. Iets heel anders, zegt hij. Ik zeg: Wilde haren, wilde zinnen.

Hij lacht hard. Ik heb ontslag genomen, zegt hij. Hij loopt rond in de kamer. Hij kan niet zitten. Hoe is dat? Heerlijk, zegt hij en weet je wat? Ik ga ook scheiden.

Hij gaat zitten. Sneu voor mijn vrouw, maar ik wil weg. Ik ga reizen.

Kan dat ook zonder te scheiden? vraag ik. Nee, schudt hij, nee, zij hoort bij mijn keurige leven, dat stopt nu. Ik kan dat niet van haar vragen. Zij houdt van het huis, de keurig geknipte tuin. Zij heeft er al zo’n moeite mee dat onze twee oudsten in het buitenland wonen. Ja, die hebben het wel gedaan, zegt hij. Dat hebben ze vast van mij.

Ik knik. Ja, kinderen voltooien vaak het verlangen van hun ouders. Hij zegt: Ik voel me zo goed, je kunt niet geloven hoe goed ik me voel. Hij danst een rondje. Gek hè, zegt hij, dat nu mijn moeder overleden is, dit zo opkomt. En jouw vader? vraag ik. O die, zegt hij, die heb ik niet lang gekend, die is vertrokken met de noorderzon.

Ga je nu je vader achterna? vraag ik. Hij staat stil, mond open…

Tja, die ouders van ons. We zijn zo onbewust, zielsverbonden met ze.