Hij kan niets, wordt niets en is zo anders.
De jonge man van vorige week komt niet; zijn moeder komt. Zij vertelt mij dat ze niet zo tevreden was over het gesprek dat ik met haar zoon heb gevoerd. Hij heeft Asperger, zegt ze, dus hij kan echt niet heel veel, eigenlijk kan hij niet zoveel. Ik moet veel voor hem zorgen en hem tot actie aanzetten.
Hoe vaak praat u echt met uw zoon? vraag ik. Over zijn wereld, zijn computerwereld? Wat is daar nu over te vragen, zegt ze. Dat is geen echte wereld.
Snapt deze vrouw niet dat de ‘computerwereld’ van haar zoon wellicht vele malen groter is dan zij kan bedenken? Wat doet uw zoon op dit moment? vraag ik. Hij had iets gezegd over Greta Thunberg en dat er een documentaire over haar komt en dat hij daar naartoe wil in de bioscoop, zegt ze. Een bevlieging, noemt zij dit. Dat heeft hij wel vaker, dat hij dan opeens op een onderwerp extreem focust.
Dat is een kracht die mensen die Asperger hebben, in kunnen zetten, zeg ik tegen haar. Zij vindt het niet gemakkelijk om dat zomaar aan te nemen. Het is zo vreemd, zo anders, deze zoon, zegt ze. Onze dochters zijn veel socialer.
Ik leg uit dat hij ook sociaal is, maar op de nieuwe manier, digitaal. Ze schudt haar hoofd, moeilijk hoor, ze wordt emotioneel en huilt, ze kan haar zoon niet bereiken op haar manier.
Hij kan andere dingen, die buiten haar belevingswereld vallen.